2<a
BESCHOUWING
Maakt
uwen
uitgang
nimmer
veer,
Keert
alle
oogenblikkcn
weer,
Tot
uwen
Hecr
,
die
u
moet
voeden.
Genesis
VIII:
8,9,10,11.
aar
na
liet
hy
eerie
duive
van
nich
uit
,
om
te
zjen
of
de
wateren
gelicht
waar
en
van
boven
den
aardbodem.
Adaar
de
duive
en
vond
geene
rufte
voor
het
hoi
haarcs
voets:
no
l^cerde
ny
wedcr
tot
hem
in
de
Ar-
ke
•,
want
de
water
cmv
aar
en
op
de
gantfe
aarde:
en
hy
fial^nyne
hand
uit,
cn
nam
ne
,
en
bracht
ne
tot
Zich
in
de
Arke.
En
hyverbeidc
noch
ncven
andcre
dagen:
doe
liet
hy
de
duive
%vederom
uit
de
Arke.
En
de
duive
cjuam
tot
hem
tegen
den
avond-iyd,
cn
nut,
ecn
afgbrooken
olyf
bladwas
in
haaren
bekj
no
merkje
Noach
,
dat
de
water
en
van
boven
de
aar¬
de
gelicht
waarcn.
JF.zaias
XLV:
22.
IVendct
u
na
my
toe,
wordct
behouden,
alle
ny
einden
dcr
aarde
:
tvant
tig
ben
God
,
en
niemant
metr.
En
Kapittel
LX:
8.
Wit
nyn
dene
>
[die"]
daar
komen
gevloogen
als
ecn
wolke
,
en
als
dure
en
tot
haare
verifier
si
•
♦
.
J
E
R
E-
Permalink: http://pid.emory.edu/ark:/25593/sk1tc