78
VMENSCHEN
BEGIN,
Spreuken
III:
i—3.
IVlynzoon,
en
vergeetrnyne
wetniet:
madr
uw
herte
bewaare
myne
geboden.
Want
lankheid
van
dagen,
en
jaaren
van
leven,
en
vrede
zullen
zy
u
vermeerderen
:
Dat
de
goedertierenheid,
en
de
trouwe
u
niet
en
vevlaaten;
bindze
aan
uwen
hals,
fchryft
ze
op
de
ta-
fel
uwes
herten,
En
Kapittel
VI:
20—23.
Myn
zoon,
bewaart
hetgeboduwesvaders;
en
verlaat
de
wet
uwer
moeder
niet.
Bindze
fteeds
aan
uw
herte:
hechtze
aan
uwen
halze.
Alsgy
wandelt,
zaldatugeleiden;
alsgy
neder-
ligt,
zal
het
over
u
de
wacht
houden;
als
gy
wakker
■word,
zal
het
zelve
[met]
u
fpreeken.
Wanthetgebodiseen
iampe;
en
deWet
is
een
licht:
en
debeitraffingendertuchtzynde
weg
des
levens.
Mattheus
VII:
24—27.
Een
iegelyk
dan,die
deze
myne
woorden
hoort
en
dezelve
doet,
dien
zal
ik
vergelyken
byeenvoor-
zichtig
man,
die
zyn
huis
op
een
fteenrotfe
gebouwt
heeft.
En
daar
is
een
flagregen
nedergevallen,
en
de
wa-
terftroomen
zyn
gekomen,en
de
winden
hebben
ge-
waait,
en
zyn
tegen
het
zelve
huis
aangevallen,
en
het
en
is
niet
gevallen,
want
het
was
op
de
lteenrotfe
gegrond.
En
een
iegelyk,
die
deze
myne
woorden
hoort
en
dezelve
niet
en
doet,
die
zal
by
eenen
dwaajten
man
vergeleeken
worden
,
die
zyn
huis
op
het
zand
ge-
bouwd
heeft.
En
de
flagregen
is
nedergevalleij,
en
de
water-
flroomen
zyn
gekomen,
en
de
winden
hebben
ge-
waait,
en
zyn
tegen
het
zelve
huis
aangeflagen,
en
het
is
gevallen,
en
zyn
val
was
groot.
De
Permalink: http://pid.emory.edu/ark:/25593/shzk2
