7o
's
MENSCHEN
BEGIN,
J
e
sai
a
LV:
i—3.
O
alle
gy
dorlligen,
komt
tot
de
wateren,
en
gy
die
geen
geld
en
hebt,
komt
koopt
en
eetet;
ja
komt
koopt
zonder
geld,
en
zonder
prys,wyn
en
melk.
Waarom
weegtgylieden
geld
uitvoor't
ge¬
ne
dat
geen
brood
en
is,
en
uwen
arbeid
voor
'c
gene
dat
niet
verzadigen
en
kan?
Hooret
aan-
dachtelyk
na
my,
en
eetet
hetgoede,
enlaat
uweziele
in
vettigheid
haar
verluften.
Neigtuw'oore,
en
komt
tot
my,
hoort,
en
uwe
ziele
zal
leeven:
want
ik
zal
met
u
een
eeu-
wigverbond
maaken,
[enugeeven]
degewiffe
weldadigheden
Davids.
Jeremia
IV:
22.
Zekerlyk,
myn
volk
is
dwaas,
my
en
kennen
zy
niet;
't
zyn
zotte
kinderen,
ende
en
zyn
niet
verftandig:
wys
zyn
ze
om
quaad
te
doen,
maar
goed
te
doen
en
weeten
ze
niet.
1
Timotheus
VI:
10—12.
Want
de
geldgierigheid
is
een
wortel
van
al-
Jeqnaad,
totwelkefommigen,lull
hebbende,
zyn
afgedwaald
van't
geloove,
en
hebben
haar
zelven
met
veele
fmerten
doorfteeken.
Maar
gy,
o
menfcheGods,
vlieddezedin-
gen:
enjaagtnagerechtigheid,
godzaligheid,
geloove,liefde,lydzaamheid,zachtmoedigheid.
Stryd
den
goeden
ftryd
des
geloofs,
grypt
na
het
eeuwige
leven,
tot
het
welke
gy
00k
geroe-
penzyt,
en
de
goedebelydeniflebeleedenhebt
voor
veele
getuigen.
De
Permalink: http://pid.emory.edu/ark:/25593/shz9z