MIDDEN
en
EINDE.
33
Het
Houten
Stokpaard.
Die
Geefl
voor't
lichaam
buigen
daet,
Die
torfl:
het
Paard,
dat
draagen
moet.
D'onnoos'Ie
ryd
op
5t
houtea
Paard,
Met
beid
zyn
voerjes
op
de
aard',
Waar
over't
betcr
weeten
lachten.
6
Houten
Paard
van
werelds
goed
3
Waar
op
de
Ruiter
gaat
te
voec,
Cy
zyt
tot
ipot
en
tot
verachten.
E
2
Spretj-
Permalink: http://pid.emory.edu/ark:/25593/shx1r