KORT
VERHAAL
van
met
LEVENT,
met
veel
overtuiginge
en
beftraffinge
nagaatf-
de,en
toonende
dat
hetburgerlyke
levenniet
genoeg
was
om
eenErfgenaam
te
worden
van
een
onverderfelyke
en
onverwelkelyke
erfe-
nis,die
weggeleid
is
voordiegenen,
die
God
liefhebben
(a);
maar
dat'er
moet
geftreeden
worden
(b)
om
in
te
gaan
,dewyl
depoorteng
en
de
weg
fmal
is,
die
ten
leven
leid.
Waar
op
hy,vuurig
door
de
Liefde
Gods
ont-
fteeken
zynde,refolveerde
om
een
geheel
ande-
re
manier
van
leven
te
leiden;
zyn
oud
en
flecht
gezelfchap
verlaatende,
voegde
hy
zichbyde
vroomen
van
dien
tyd,
als
Abraham
Galenus,
Pe-
trus
Serarius
en
anderen
meer;
en
floeg
den
weg
van
verloochening
met
groote
getrouwheid
in,
kloekmoedigafftervende
al
watde
natuurlief
was,
dezelve
niets
geevende,
als
dat
hy
niet
ontbeeren
konde,naauwelyks
bloote
nooddruft
neemende
van
fpys,
drank
,
flaapen,
kleeding
enz.,
hoewel
hy't
zelverykelyk
konde
winnen;
om
dus
zyn
Heer
en
Meefters
voetftappen
op't
befle
na
te
volgen,
als
zyndedeveiligfte
weg
(c)
om
de
Goddelyke
natuur
deelachtig
te
worden
,
die
men
ook
bizonder
in
hem
heeft
zien
uitblinken,
en
waar
door
hy
is
ge-
worden
een
aangenaamlnflrument
in
de
hand
zyns
Maakers;
gelyk
te
zien
is
in
zyne
'1'ien
uitmuntende
Tradtaatjes,
zo
vol
ziel-
roerende
Verzen
en
op
God
verliefde
uit-
drukfels,bequaam
om
alleGodminnendezielen
meer-
(a)
i
Pttrus
i:
(6)
Mfiithtus
vii:
14.
(c)
1
Petrus
i:
4.
Permalink: http://pid.emory.edu/ark:/25593/shv8h